ik ben gezwicht
nu zie ik het
met maan licht
je me op
ze legt
een zilversprei
over je schouders
waarop
ik me mag vleien
ze vormt
de golven
van je stem
alsof je m’n wens
de hemel in fluistert
naar
daar
waar
zwakke sterren
op hun bek gaan
maar vooral
als ze vallen
staan
wij sterk
wat is het toch
met jullie
hemelse lichamen
dat me bovenal
kalm maakt
maar ik zal
als jij en zij
verdwijnen en bomen
weer gaan fluiten
mijn gordijn en ogen
sluiten
want naar ‘t schijnt
liegt zonlicht niet