‘Hier is het’, wijs ik. Hij schuifelt achter me aan over het pad van klinkers en onkruid. Mijn tas rammelt van mijn gegrabbel naar de huissleutel. ‘De voortuin heb ik teruggegeven aan de natuur’, zeg ik, verrassend opgewekt voor de schaamte die ik voel.
Je kunt maar beter grapjes maken over vervelende onderwerpen. Het helpt. Bovendien komt de beste humor voort uit pijn en ellende.
‘Sorry, m’n dex is op’ is eigenlijk ook wel geinig. Die moet ik onthouden voor later.
Terwijl ik verder zoek in een ander vakje van mijn tas probeer ik zijn reactie te peilen. Hij knikt begripvol. Alsof hij zich volledig kan vinden in mijn respect voor de natuur. Ik trek spottend een wenkbrauw op zodat hij snapt dat het een grapje was, maar zijn blik wordt al gevangen door een zwerm van paardenbloemzaadjes.
De natuur haar gang laten gaan. Het is tegenwoordig een ideaal excuus voor alles wat je niet op orde hebt. Het klinkt nobel. Logisch zelfs.
Zoals je okselhaar laten groeien. Dat is geen gemakzucht, maar onbevreesd feminisme.
Of je menstruerende kut laten uitlekken in zo’n absorberende onderbroek. Je bent vergeten om tampons te kopen, maar het is prettiger om te beweren dat je lichaam een tempel is waar je geen verdachte materialen in stopt. En plots loop je over van zelfliefde. Voor bonuspunten zeg je op belerende toon dat maandverband niet biologisch afbreekbaar is.
Niemand die je onvermogen nog ziet, al zou je het willen. Je bent per ongeluk het toonbeeld van de moderne, bewuste mens geworden. Je bent f***ing woke!
Ik voel de huissleutel in mijn jaszak zitten, maar laat het direct weer los. ‘Sorry, m’n dex is op. Ik moet eerst even langs de apotheek.’ Hij kijkt me aan alsof ik een grapje maak.