Druk
ik heb je naam
niet verstaan
m’n ogen waren
te druk
ik heb je naam
niet verstaan
m’n ogen waren
te druk
je zegt dat ik eerst
van mezelf moet houden
maar ik hou van jou
en dat is hetzelfde
ik zielshartje jou
m’n hart speelt
iets nieuws
bij jou
repeat
alsjeblieft
je wildt me
het lijkt me fijn
als dingen een keer
op hun plek vallen
jij op mij, bijvoorbeeld
Krabben aan jouw muur is zinloos
Als je ‘t liefst in bloempjes opgaat
Eventueel mag ik je aanschouwen
Als aangeschoten wild
Een koppig achtste
Jouw pronkende stukje boven
Het enige wat me nog warm houdt
In armoede
Zoethout splintert in mijn tandvlees
Roodgelakte nagels aan zijdedraad
Ik ben moe
Van een duizendlaagse ui
Moet zelfs mijn slagersmes huilen
Ik staar een kusje naar de muur
En bloed me voor het laatst
In slaap
ik poëzie wat jij niet ziet
en het is
je droomt over thuiskomen
hoe het zal zijn
wonen in armen
je weet van tevoren niet precies
hoe warm het is
of je een bekend gezicht ziet
iets in de ogen herkent;
misschien een tint
hoe vertrouwd het bonzende ritme
in de borst klinkt
of je wordt omringd door
simpel koffiearoma
sandelhout of pioenrozen
hoe nat
of regen
een vloer van zwevend wolkendek
of strak gegoten
of er muziek speelt
en wat
hoe lang de nacht
of boos en blozend
hier samengaan
hoe broos het gelach
of er nylon in je wang prikt
of wol
handen
hoe vol ze zitten
gezang
hoe roze
stilte
–
wanneer je thuiskomt
echt thuiskomt
blijkt het een andere wereld
ondanks alle honderden keren
dat je je droom had ingericht
je had niet het kunnen hopen
niet eens kunnen verzinnen
toch weet je het
dit is thuis
je had het nooit anders gewild
alles is zoals het
zou moeten zijn
behalve wij